Het geheim van Luther: een onweerstaanbaar gevoel van vrijheid…

500 jaar na Luther: Wat had die man, dat hij zo’n weerklank vond ?

Antwoord: hij verspreidde het virus van de vrijheid.

31 oktober 2017.

Vandaag is het precies 500 jaar geleden dat de Duitse Augustijner monnik en professor theologie, Maarten Luther, aan de alarmbel trok, omdat hij vond dat de manier waarop de leiding van de kerk kapitaliseerde op het schuldgevoel van de mensen godgeklaagd was, letterlijk. Hij schreef een brief op poten aan de aartsbisschop en goot zijn gedachten over de materie in de vorm 95 uitdagende stellingen. Toen hij geen bevredigend antwoord kreeg – enkel het bericht dat hij ‘omwille van de lieve vrede beter zou zwijgen’ – hakte hij enige maanden later de knoop door en zocht ‘de media’ op. Een pamflettenoorlog barstte los, enkele decennia later gevolgd door een echte. Kerk en staat waren immers zozeer vervlochten, dat iemand die aan het ene raakte, automatisch ook het ander uit evenwicht bracht. Luther overleefde de excommunicatie door de Kerk en de daaropvolgende doodsstraf vanwege de keizer (Karel V), enkel en alleen omdat zijn eigen vorst, Frederik van Sachsen, hem de hand boven het hoofd hield en daarbij de grenzen van het politiek recht durfde af te tasten.

Terugblikkend vraag je je af: Wat had hij dan, die Luther, dat hij zoveel reacties losmaakte? Op zich zei hij immers niet zoveel nieuws. Zijn kritiek op de aflaatpraktijk, de ontspoorde boetepraktijk, de geldzucht van een deel van de clerus: Bijna iedereen was het daar wel – op z’n minste ten dele – mee eens, en het was ook al door anderen gezegd. Erasmus en Luther zaten aanvankelijk zonder meer op dezelfde lijn. Maar ook hier geldt, dat het de toon is die de muziek maakt. Bij Luther voel je namelijk meteen aan, al in de 95 academische stellingen, maar zeer duidelijk in de geschriften die hij in de volkstaal publiceerde, dat er onder de theologische argumenten nog iets anders speelt, iets veel wezenlijkers dan theologische of kerkelijke juistheid, namelijk een hartstocht voor de ‘vrijheid van een christenmens’.

Die vrijheid moet veroverd worden, en de grootste tegenstander, zo stelt Luther onomwonden, is de Kerk van dat moment. Die bindt de mens immers aan 1001 regeltjes èn zegt erbij dat die niet door mensen zijn bedacht, maar door God zelf. Wie dus afwijkt van de regels van heilige Kerk, die wacht straks hel en verdoemenis, of tenminste het vagevuur. Een vicieuze cirkel is het, want enkel de kerk kan de mensen daar via haar bedienaars van verlossen. De mogelijkheden van geestelijke chantage zijn eindeloos en je kunt er niets tegen beginnen, tenzij het systeem zelf in vraag te stellen. Dat is wat Luther dus doet èn tegelijk biedt hij een alternatief. Tegenover de ‘wet’ (zo benoemt Luther de gevangenschap van de mens in allerlei regeltjes), stelt Luther het ‘evangelie’ (zo noemt Luther de bevrijding van de mens). Hij stelt dat het evangelie van Jezus Christus eens en voorgoed heeft duidelijk gemaakt, dat God het het de mensen niet moeilijk maakt door hem met allerlei uitwendige verplichtingen op te leggen, maar dat God de mensen in de vrijheid wil stellen, en hen wil helpen om met die vrijheid iets goeds van hun leven te maken. Zèlf heeft hij het zo ervaren en daarom had hij ook de vrijmoedigheid om zich tegen de machthebbers van zijn tijd te keren en die vrijheid op te eisen voor ieder mens. Arm of rijk, priester of leek, man of vrouw, voor God waren ze allen gelijk, en evenwaardig en vrij.

Dat was het dynamiet dat hij onder het gebouw van de gevestigde kerk legde, en dit was het ook dat leidde tot een enorme dynamisering van het samenleven. Overal namen mensen de vrijheid om qua vroomheid eigen keuzes te gaan maken èn die vielen heel anders uit dan de gevestigde kerk voor wenselijk achtte. In Antwerpen verkondigden bijvoorbeeld de Augustijner monniken openlijk dat ‘alle mensen priesters konden zijn, en dus ook vrouwen’. Het kostte twee van hen het leven in 1523. Ook Luther schrok ervan. En toen uitgehongerde boeren – de facto lijfeigenen – in opstand kwamen tegen hun heren èn zij zich daarbij beriepen op Luther en de Bijbel, distantieerde hij zich van hen in de meest felle bewoordingen. Ze hadden echter wel degelijk een punt. En wat meer is: Ook vandaag is in zaken van geloof en leven, de spanning tussen wat men de ‘officiële religie’ noemt en de wijze waarop ieder mens z’n religie in vrijheid wenst in te vullen (of ook niet) nog lang niet verdwenen. Terugblikkend op 500 jaar geleden is het misschien geen slechte zaak, ons daarvan ook rekenschap te geven.

Dick Wursten