Kamel Daoud

Het Westen is een vluchtoord voor vrouwen, voor boeken en voor waarden.

Kamel Daoud schreef een indrukwekkend vervolg (een bezonken antwoord) op Camus’ L’étranger (1942): Meursault. contre-enquête (2013). Het leverde hem uiteindelijk een fatwa op. Dat schokte hem niet. Wel is hij zwaar aangeslagen over de hetze die in Frankrijk ontstond toen hij schreef over wat er in Keulen, Oud-Nieuwjaar 2015-2016, gebeurde. Verschenen in het Frans en ook in het Engels: the-sexual-misery-of-the-arab-world. Heel weldenkend Frankrijk viel over hem heen.

“Het ergste kwaad zit nochtans niet waar je het vermoedt,” zegt Daoud. Een fatwa die zijn kop eist? Ach, tientallen schrijvers zijn hem voorgegaan. Dat politiek correcte academici in Frankrijk hem echter collectief op zijn nummer zetten, en hem in een tribune in Le Monde aanwreven het bed te spreiden voor extreemrechts, daar moest hij pas echt van slikken. Zozeer zelfs dat Daoud een punt zette achter de journalistiek om zich enkel nog aan de literatuur te wijden. “Het ging om dat stuk over de seksuele misère in de islam dat ik schreef na wat er met oudjaar in Keulen was gebeurd”, zegt hij. In het essay stelde Daoud dat de vrouw in de islam “genegeerd, geweigerd, vermoord, gesluierd, opgesloten of bezeten” wordt, en dat “de ziekelijke band die sommige Arabische landen hebben met de vrouw door de vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika nu ook Europa binnendringt”. “Ik had het artikel voor La Repubblica geschreven. Toen namen ook de Duitse en de Britse media het over, vervolgens Le Monde en The New York Times. Nergens kreeg ik er problemen mee, ook niet in Algerije. Maar in Frankrijk? Daar verweten ze me de polemiek te voeden en er mijn brood mee te verdienen.”

In zijn wederwoord, het Facebook-bericht 50 tinten haat, noemde Daoud de universitaire revolte “immoreel”, in Brussel sprak hij van een selectieve lectuur. “Ze zitten niet in mijn vel, ze wonen niet in mijn land. Als ik me in hun logica verplaats, kan ik beter ophouden met schrijven. Wat ik schrijf, daar sta ik achter. Hoe anderen mijn tekst interpreteren, daar ben ik niet verantwoordelijk voor.” In Algerije of elders in de moslimwereld barst het van de stille heldinnen. “Want terwijl kleding voor Europese vrouwen een vorm van elegantie of smaak is, is ze daar een kwestie van strijd, van militantie. Ik wil het Westen in geen geval verleiden, maar het Westen is wel een vluchtoord, voor vrouwen, voor boeken en voor waarden. Europa moet genereus zijn voor zijn moslims, ze zullen voor of tegen kiezen. Maar voor toegevingen is geen plaats meer, niet lichamelijk, niet sensueel, niet seksueel.” Cultureel voelt Daoud zich moslim, het levensbeschouwelijke houdt hij voor zichzelf.

Een plek waar één utopisch boek alle andere vervangt, zo’n plek doodt de letteren.

In mijn jeugd was ik erg islamistisch. Voor mij hebben de letteren gewerkt. Ze hebben mijn wereld gerevitaliseerd, maar ook menselijker gemaakt. De literatuur is de enige reële concurrentie voor de dictatuur. Maar daarvoor – en dat is een ander probleem – moet je boeken ook toegankelijk maken. Een roman kost makkelijk 19 euro, een handleiding om terreur te zaaien vind je gratis.”