Laat je gezicht zien opdat ik van je kan houden…

Erdal Balci, de Volkskrant, 13/8/2019 – ingekort

Erdal Balci

Chuck had op het onbewoonde eiland, waar hij na een vliegtuigcrash was gestrand, zolang met de stok op het houtstukje gewreven dat zijn hand ging bloeden. Hij drukte zijn bloed op de volleybal, voorzag de bal van een gezicht door er twee oogjes, een mond en twee wenkbrauwen op te tekenen, noemde het ding Wilson en ging vervolgens van hem houden.

Zo gaat het in de film ‘Cast Away’. Boerkadraagsters doorlopen exact het tegenovergestelde proces. Hun gezichten worden vakkundig weggewist, met als doel de liefde uit hun buurt te houden. Een boerka is niet zomaar een door religie voorgeschreven kledingstuk. Die zwarte stof voor het gezicht van de dames is een nooit eindigende quarantaine van de ziel. Immers, het gezicht is de geest, het gemoed, de spiegel van het innerlijk, de weergave van de psyche, de spil waar het allemaal om draait. Bij het dier, bij de mens en als de omstandigheden er naar zijn, zelfs bij een volleybal. De bedekking daarvan heeft tot doel de vrouw zodanig te kleineren dat ze uit zichzelf afstand doet van haar persoonlijkheid en haar identiteit. De vrouw wordt daarmee gereduceerd tot een ‘gezichtloze’, een nieuw soort wezen dat in de hele natuur niet voorkomt.

Troubadour Karacaoğlan uit de 17de eeuw kwam tijdens zijn rondzwervingen in het toenmalige Anatolië een vrouw tegen die haar gezicht achter een nikab had verborgen, hij kon zich niet inhouden en smeekte in een liedje om een glimp van haar gezicht: ‘Suiker en honing aan je tong en je tanden, zwart je wenkbrauwen als halve manen, laat mij de parelketting zijn aan je borst, in godsnaam toch, laat je gezicht zien.’

In een buitenzwembad in Ankara beleefde ik zelf ook die emotie die de Turkse troubadour al eeuwen geleden aanzette tot een smeekbede. In dat zwembad ging het om een gezin uit Saoedi-Arabië dat bij het water verkoeling zocht tegen de verzengende hitte. Manlief en kinderen deden zich heerlijk tegoed aan dat water terwijl de moeder in boerka hen voorzag van frisdrank en broodjes. Ik verliet het zwembad, omdat ik de Turkse kranten niet wilde halen met het bericht over een Nederlandse correspondent die in een vuistgevecht verwikkeld is geraakt met Saoedisch ambassadepersoneel.

Om terug te komen op de volleybal ‘Wilson’ in de film ‘Cast Away’: Na vier jaar op het onbewoonde eiland lukt het Chuck om een vlot te bouwen en de oversteek naar huis te wagen. Tijdens die reis valt Wilson in de zee en ondanks alle pogingen van Chuck, drijft de bal met de mond, de oogjes en de wenkbrauwen weg van hem. Hartverscheurend is dan het huilen van Chuck die door een gezicht te tekenen op een bal van dat ding niet alleen een metgezel voor hemzelf heeft gecreëerd, maar de bal als het ware ook een ziel heeft ingeblazen.

Ik ben het dan ook niet eens met de argumentatie van veel geestverwanten die stellen dat de boerka de draagsters ervan ontmenselijkt en daarom verboden moet worden. Ontmenselijkt zijn degenen die na het zien van die vrouwen nog steeds in termen van de ‘vrijheid van religie’ kunnen denken. De vrouwen in boerka hebben niets aan de solidariteit van de verschrikkelijke onverschilligen. Ze hebben eerlijke mensen nodig die weten dat je in sommige gevallen niet om een verbod heen kunt. Een gezonde gemeenschap hebben ze nodig die zegt: laat je gezicht zien, in godsnaam, opdat wij van jou kunnen houden.’


Opmerking (Dick Wursten): Ik moest bij het lezen van deze column denken aan Emmanuel Levinas die het gelaat van de ander beschouwt als het ‘eerste woord’ dat de ander tot mij spreekt – zonder iets te zeggen – en zo de ethische relatie van mens tot mens in het leven roept (aanspraak, appèl). Hij beschouwt dit als een ‘expérience absolue’. Zonder ‘face-to-face’ is het mens-zijn als mede-menselijkheid niet mogelijk.

Schipperen met Allah

Dick Pels, Opium van het volk. Over religie en politiek in seculier Nederland, De Bezige Bij: Amsterdam, 2009, h. 5 ‘Hoofddoekje leggen, niemand zeggen’.

De auteur verwondert zich over de discrepantie tussen de strenge regels die alom worden verkondigd en de vrijmoedigheid waarmee jonge moslims (m/v) zich in de seculiere samenleving bewegen. En hij vraagt zich af, hoe (= met welke argumentatie) zij beide aspecten met elkaar verzoenen. Als voorbeeld beschrijft hij dan de juxtapositie van beide in het zomernummer van de glossy Mzine.


“In het tijdschrift Mzine, een glossy voor jonge succesvolle Marokkanen vind je de meest orthodoxe koranische gebeden en geboden naast rubrieken en reportages die het volstrekte tegendeel laten zien. Zo bevat het zomernummer 2008 naast uitvoerige smeekbeden aan Allah voor de reis (naar Marokko) ook twee pagina’s strenge kledingvoorschriften.

Mzine uit 2008 kon ik niet meer vinden op het net, wel dit exemplaar uit 2010

In die tekst wordt helder uitgelegd, dat ‘moslim’ betekent dat ‘je jezelf totaal overgeeft aan de Barmhartige en Genadevolle Schepper en dat je liefde en ontzag jegens Hem hebt’. De moslima heeft de verantwoordelijk heid om goed om te gaan met haar door Allah geschonken charmes. Om over haar schoonheid en eer te waken is de hidjaab voorgeschreven. Daarmee ‘wordt de moslima beproefd om over zichzelf te waken en onderdanig te zijn aan haar Heer, Die het beste weet wat goed is voor Zijn dienares’. De hidjaab moet het gehele lichaam bedekken, behalve het gezicht en de handen. Hij mag niet doorzichtig zijn, moet wijd zijn om de lichaamsrondingen niet zichtbaar te laten, en mag niet lijken op mannenkleding of op de kleding van ongelovige of afgedwaalde vrouwen. Ook een hoofddoek gecombineerd met strakke of versierde kleding die de lichaamsvormen van de vrouw toont, is geen juiste islamitische bedekking.1

En dit staat dan in een blad waar tussen honderden afbeeldingen welgeteld één vrouw met hoofddoek te zien is (Samira van de rubriek ‘Eet gezond met Samira’). Tussen de zomermode, de make-overs en de hebbedingetjes staat ook een special over de vakantieplannen van mooie jonge meiden met losse haren in uitdagende poses, die deze kledingvoorschriften stuk voor stuk aan hun laars lappen. ‘Wat draag jij naar het strand?’ Siham: ‘Het liefst toch jurkjes,maar ook korte broekjes met een luchtig truitje en slippers.’ Fatiha: ‘Ik ga topless! Nee geintje; ik draag mijn favoriete short en boven mijn bikinitop een leuk shirtje of T-shirt.’ En lnssaf: ‘Van alles. Bikini, rokjes, jurkjes… Zolang het maar lekker luchtig is.'”


Mijn commentaar (Dick Wursten):

Mensen ‘schipperen met Allah’ of ‘onderhandelen met God’ – of in elk geval met hun spokesmen. Dat hebben ze altijd al gedaan, en zullen ze ook blijven doen. Dat hoort bij een levende religie. Wat mij bevreemdt, is dat je wat hier beschreven wordt nauwelijks ‘schipperen’ kunt noemen, want de twee levensstijlen staan naast elkaar, on-verbonden. Er vindt op geen enkele wijze een inhoudelijke bezinning plaats, een dialoog tussen beide vormen van moslim-zijn. De conservatieve theoloog probeert niet toe te denken naar de leefwereld (verlangen, beleving) van de jongelui (vertolken, hermeneutiek), maar ook de jongelui doen het niet. Zij leggen die preken gewoon naast zich neer. Zoals gezegd, dat mag, maar zo wordt het theologisch natuurlijk nooit wat en blijft de leer onverbonden met het geleefde leven. Dàt lijkt me ongezond want leidt allicht tot een soort dubbelleven (met een dubbele moraal). Met de mond – en op papier – het strengste belijden wat je maar bedenken kunt, terwijl je in de praktijk van het leven gewoon je gang gaat. Zoiets explodeert een keer in je eigen gezicht, zou ik denken.